De rechtszaak.
Leerdoel
Leerlingen ervaren hoe een strafrechtszaak in zijn werk gaat.
Korte omschrijving werkvorm:
De leerlingen gaan samen een strafrechtszaak beschrijven. In deze rechtszaak is het onderwerp van de strafrechtszaak vrij. De leerlingen mogen dus zelf kiezen wat er gebeurd is. Ze worden ingedeeld in teams die elk een rol
vervullen: rechter, officier van justitie, advocaat en verdachte, of getuige. Na een voorbereiding in elk team beschrijven de leerlingen het verloop van de rechtszaak. Hierbij houden ze de stappen van een rechtszaak in de gaten en schrijven ze op wat welke persoon heeft gezegd.
Beschrijf met jouw groepje het verloop van jullie rechtszaak. Dus wie zegt wat en op welk moment.
De rechtszaak zal dus niet meer na gespeeld worden. Het is de bedoeling dat jullie wat jullie zouden zeggen nu dus uitschrijven en samenvoegen.
Succes met de opdracht.
Uitleg rollen
1. Een rechter neemt beslissingen in zaken waarin mensen het niet met elkaar eens zijn. Omdat het hier om een strafzaak gaat, moet de rechter bepalen of de verdachte schuldig is aan het plegen van een strafbaar feit. De rechter bepaalt ook of iemand straf krijgt en welke straf iemand krijgt.
2. De officier van justitie werkt voor het Openbaar Ministerie (vertel erbij dat dit geen ministerie is). In een rechtsstaat vinden we dat strafbare feiten niet alleen de individuen (dader en slachtoffer) aangaan, maar de hele samenleving. Daarom vervolgt de overheid mensen die van een strafbaar feit verdacht worden namens de hele samenleving. Dat is de taak van het Openbaar Ministerie en die taak wordt tijdens een strafrechtszaak uitgevoerd door officieren van justitie.
3. Als de politie of de officier van justitie denkt dat je iets hebt gedaan wat niet mag en er zijn bepaalde feiten die er op wijzen dat je iets strafbaars hebt gedaan, dan ben je verdachte. Iedereen heeft het recht zich te verdedigen. Iedereen die wordt verdacht van een strafbaar feit wordt daarom (als hij dat wil) geholpen door een advocaat. De advocaat heeft als taak op te komen voor de rechten van de verdachte.
4. Slachtoffers hebben bij bepaalde delicten in een strafrechtszaak spreekrecht. Dat betekent dat het slachtoffer mag vertellen wat de gevolgen van het delict voor hem of haar waren. Zij mogen hierbij niet ondervraagd worden. NB. Als een slachtoffer de confrontatie met de verdachte aan wil gaan, dan mag hij ook zijn verklaring schriftelijk (vooraf) geven. Dan wordt het toegevoegd aan het strafdossier en kan het tijdens de zitting worden voorgelezen door de officier van justitie.
5. De getuige beantwoordt vragen van de rechter, die vooral een toelichting zal vragen op de verklaring die de getuige bij de politie heeft afgelegd. Daarna kunnen ook de officier van justitie en de advocaat vragen stellen, die de getuige moet beantwoorden.
- Teacher: Paul Bouman
Praktische opdracht Maatschappijleer
Verslag en presentatie van een maatschappelijk probleem
4 Mavo
Stap 1: Kies een actueel maatschappelijk probleem (n.a.v. een krantenartikel, tv-
uitzending, radioprogramma, internet, etc.)
Stap 2: Zoek naar informatie over het maatschappelijk probleem.
Stap 3: Probeer met die
informatie antwoord te geven op de hoofdvraag en deelvragen.
De hoofdvraag bedenken jullie
zelf, de deelvragen zijn de vragen uit de
verschillende invalshoeken (politiek
juridische, sociaal economische, sociaal
culturele en de vergelijkende
invalshoek). Zie ook de sleutelvragen” uit het
tekstboek (zie blz. 15).
Toelichting met betrekking tot de invalshoeken:
- Politiek juridisch; gaat over wetten/regels m.b.t. het maatschappelijke probleem + wat zijn de opvattingen van 2 verschillende politieke partijen?
- Sociaal economisch; gaat over geld. Wat zijn de kosten van het probleem (bijv. van de economische schade) en hoeveel geld is er nodig om het probleem op te lossen?
- Sociaal cultureel; gaat over wie zijn er betrokken en wat zijn de belangen van de betrokkenen? Wie wil wat en waarom?
- Vergelijkende invalshoek; hierbij kijken jullie of het probleem veranderd of erger is geworden t.o.v. vroeger. En je onderzoekt of het probleem ook in een ander land speelt?
Stap 4: Lees de tips die
gegeven worden voor het maken van een verslag en voor het
houden van een presentatie op blz. 14-15 van
het tekstboek. Maak een verslag en
zorg voor een goede opzet
(voorblad, inhoudsopgave, inleiding, kern, conclusie,
bronnenlijst).
In de inleiding leg je uit waarom
jullie voor het onderwerp gekozen hebben en
benoemen jullie de hoofd- en
deelvragen.
In de kern geven jullie
antwoord op de deelvragen/sleutelvragen.
En in de conclusie geven
jullie je eindoordeel/oplossingen en beantwoorden jullie
de hoofdvraag.
Stap 5: Denk na welke bronnen/hulpmiddelen
(artikelen, plaatjes, grafieken, tabellen,
etc.) jullie gaan gebruiken voor
het verslag.
Tip: Zorg er voor dat jullie het publiek betreken
bij je presentatie ( PowerPoint,
filmpjes, opdracht, quiz,
stelling, etc.).
Beoordeling verslag
Inleiding max. 10p.
Midden stuk (behandeling van en antwoorden op de analyse vragen) max. 40p.
Conclusie max. 20p.
Bronnenlijst max. 10p.
Uiterlijke vormgeving max. 10p.
------------------------
Subtotaal max. 90 punten.
Beoordeling presentatie
Manier van presenteren (taal, stemgebruik, houding, etc.) max. 5p.
Interactie met de klas. max. 5p.
------------------------
Totaal max. 100 punten.
- Teacher: Paul Bouman
Social networks